Gratis toegang met VIP-KAART VriendenLoterij (1 persoon per kaart)
Art nouveau is een stijl die op verschillende plaatsen in Europa tussen 1890 en 1914 in zwang is. Deze stijl kenmerkt zich door asymmetrische en organische composities. Onderwerpen zijn veelal sierlijk gestileerde planten en bloemen (lelies en irissen), vogels (zwanen en pauwen) en libellen, vaak vergezeld van vrouwenfiguren. Het organische lijnenspel is een middel om emoties gestalte te geven.
De basis van de art nouveau ligt in Engeland. Door de tweede industriële revolutie rond 1850 hecht men in toenemende mate waarde aan alles wat machinaal gemaakt is. Het eerlijke handwerk boet in aan populariteit. Een machinaal vervaardigd product heeft in die tijd meer waarde dan een object dat door ambachtslieden is gemaakt. Door goedkopere productie kan men veel meer geld verdienen en zich zo toegang verschaffen tot producten die voorheen alleen maar voor echte rijken bereikbaar waren.
Om aan de plots ontstane grote vraag tegemoet te komen, worden oude stijlen nagemaakt maar slordig afgewerkt. Door de opkomst van de drukpers raakt ook het ambachtelijke schoonschrift (kalligrafie) uit de gratie. De verarming van vorm en detail en het zonder context imiteren van stijlen als gevolg van deze industriële revolutie wordt echter niet door iedereen omarmd. Sommige mensen verlangen terug naar de traditionele, met de hand gemaakte producten. Terug naar de tijd waarin de ambachtelijke werkwijze en bewerking zichtbaar is. Object versus schepper: een mens, dus geen machine, is het uitgangspunt van de Arts & Crafts Movement.
Een blik op de 19e eeuwse industrialisatie, hier in in Newcastle upon Tyne (Verenigd Koninkrijk).
Bekende voortrekkers van deze beweging zijn John Ruskin en William Morris. Zij trachten een hervorming door te voeren die teruggrijpt op het ambachtelijk vervaardigen van objecten van degelijke kwaliteit en eerlijke makelij. Er is dus niet direct sprake van een stijl doch van een ontwerpprincipe. Het beoogde doel is om te ontwerpen voor de gewone man. Door de vaak te hoge kosten faalt deze opzet in sociaal opzicht; in kunstzinnig opzicht slaagt hij echter wel. De stroming verdwijnt, maar de ideeën worden overgenomen door kunstenaars in Amerika en Europa. Het is William Morris die het ambacht propageert en kalligrafie weer tot een gerespecteerde kunstvorm maakt en die als grondlegger wordt gezien van de art nouveau.
De Arts en Crafts Movement geniet dan grote bewondering in Europa en wordt gezien als een uitdaging om nieuwe vormen in de kunst te introduceren. De beweging zet het eerst voet aan wal in België in de gedaante van een Brusselse groep genaamd “Les Vingt” (de twintig). Bekende leden van deze groep zijn o.a. James Ensor en later Jan Toorop. Grote bekende ontwerpers uit die tijd zijn o.a. Henri van de Velde en Victor Horta. In Frankrijk zijn Samuel (Siegfried) Bing en René Lalique de grote voortrekkers.
Het bedrukken van textiel bij Morris & Company in de wijk Merton Abbey te Londen (Verenigd Koninkrijk) .
Er is echter een significant verschil tussen de Belgische en Franse art nouveau. België ontwikkelt onder invloed van Victor Horta een meer gestileerde stijl die later de “zweepslag” genoemd zal worden. Deze houdt meer vast aan de kalligrafische stijl van William Morris. De Franse art nouveau kenmerkt zich daarentegen duidelijk door anatomische juistheid en een realistische weergave van de natuur. In beide landen echter blijft men trouw aan de ambachtelijke vervaardiging en hoge kwaliteit van het werk. Dit heeft een dermate hoge prijs tot gevolg dat de art nouveaukunst zowel sociaal als materieel een luxe blijft.
De liefde en aandacht voor detail en kwaliteit zijn de sleutel. Ieder facet van het ontwerp krijgt de volle aandacht in al haar uitingen en geledingen. Zij verbeelden meer dan de som der delen. Door steeds verder in te zoomen ontvouwt zich een nieuwe realiteit die weer uitstijgt boven de voorafgaande. Deze ideeën zullen verder worden uitgewerkt tot een stroming die uiteindelijk art nouveau wordt genoemd. Deze stroming ontleent haar naam aan het in 1895 opgerichte Maison Bing de L’ Art Nouveau, de eerste salon van de internationale Franse art nouveau, door Siegfried Bing. Hij is een kunsthandelaar van Duits-Joodse afkomst in Parijs. René Lalique is een frequente bezoeker van dit Maison en zal veel voor Bing ontwerpen. In West Europa raakt art nouveau al rond 1910 uit de gratie. In het oosten van Europa pas met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914.
Paviljoenen van René Lalique (linksachter) en Maison Vever (rechtsvoor) op de Wereldtentoonstelling te Parijs in 1900, het hoogtepunt van de art nouveau.
Art deco is een stroming die tussen 1919 en 1939 een grote invloed heeft zowel op de decoratieve en toegepaste kunst, als op de grafische, (interieur)architectonische en industriële vormgeving als ook op de beeldende kunst en de mode. Het betreft hier een eclectische stroming: zij maakt gebruik van verschillende stijlen en kunststromingen. Ook vormen, geïnspireerd door het oude Egypte en de Azteken, kan men terugvinden in de ontwerpen van de art deco. Hoewel sommige ontwerpers een politieke of filosofische intentie hebben, heeft art deco toch vooral een decoratieve functie.
Rond 1900 richt een aantal Franse kunstenaars een collectief op genaamd La Société des Artistes Decorateurs. Leden en grondleggers van dit collectief zijn onder andere Paul Follot, Emile Decour, Eugène Grasset, Maurice Dufrene en Hector Guimard. Zij stellen zich ten doel de ontwikkeling van de Franse decoratieve kunst wereldkundig te maken. In 1925, zeven jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog, organiseert deze groep een wereldtentoonstelling in Parijs onder de naam: Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes. Het is een tentoonstelling gericht op de toegepaste kunst. Het begrip ‘art deco’ dankt hieraan zijn naam, maar de term wordt pas populair als kunsthistoricus Bevis Hillier in 1968 een boek schrijft over deze tentoonstelling met de naam Art Deco of the 20s en 30s. In 1971 organiseert hij een tentoonstelling aan het Minneapolis Institute of Arts met de naam Art Deco.
Eetkamer in het paviljoen van René Lalique tijdens de Wereldtentoonstelling van 1925 te Parijs.
De tentoonstelling van 1925 is de eerste die artistieke vernieuwing als voorwaarde stelt. Dit leidt tot nieuwe stijlelementen. Er ontstaat een nieuwe eclectische vorm, die zich kenmerkt door de combinatie van elementen uit verschillende stijlen en stromingen, zoals functionalisme, constructivisme, futurisme, kubisme en modernisme. Zo kan een verzameling van objecten, vormen of afbeeldingen die geen enkel uiterlijk kenmerk delen maar wel een geheel vormen, als art deco aangemerkt worden. Art deco is vooral een verzameling van verschillende stijlen die alle een sterke reactie vormen op de organische ornamentiek van de art nouveau. In de architectuur is art deco veelal een element binnen een andere stroming. In de Verenigde Staten ontstaat naast de art deco als gevolg van de aerodynamische wetten uit de luchtvaartindustrie een nieuwe stroming met de naam “streamline”.
Cilindrische vormen en horizontale lijnen zetten de toon. Deze stroming is een sterke reactie op zowel de art deco als op de strenge economische situatie. Het is de eerste stijl die elektrisch licht opneemt binnen de architectuur. De grote zaal van de SS Normandie (een luxe oceaanstomer) wordt met een ontwerp van Lalique voorzien van achtendertig lichtzuilen. Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog komt er een eind aan de art deco- en de streamline periode. Maar dankzij Bevis Hillier leeft de term art deco voort. In het Lalique Museum in de historische Hanzestad Doesburg zijn vandaag de dag nog vele originele art deco ontwerpen van René Lalique te zien.
Automascotte 'Faucon' (valk) uit 1925, ontworpen door René Lalique.